voor 1500

Literatuur van vóór 1500 is merendeels een kwestie van preken, meditaties, gebeden. Monnikenwerk. Geschreven in het Latijn. De prehistorie.

De mythe wil dat de Nederlandse literatuur begon met een zin die ergens in het derde kwart van de 11e eeuw in de marge van een Latijns handschrift werd gekrabbeld:  ‘Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (a)nda thu uuat unbidan uue nu’, wat Oud-Westnederfrankisch – al zijn de geleerden het daar niet over eens – is voor: ‘Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij. Waarop wachten we nu?’ De schrijver zou een monnik zijn geweest die zijn nieuw gesneden ganzeveer uitprobeerde. En ook al zijn er intussen allang oudere handschriften gevonden – tot uit de zesde eeuw! – het illustreert goed dat literatuur in deze vroegste periode vaak letterlijk een marginale zaak was.

Zijn de zogenaamde ‘collaties’, de geïmproviseerde preken waar Johannes Brinckerinck (Zutphen, 1359 – Deventer, 26 maart 1419) bekend om was, literatuur? Nog moeilijker te beantwoorden is de vraag of Brinckerinck sowieso wel een schrijver mag heten. Want hij heeft nooit een letter op papier gezet. Dat we zijn collaties kennen, is te danken aan zuster Lijsbet van Delft, die er als trouw toehoorder een tiental van notuleerde en zo voor het nageslacht bewaarde.

 

 

Gerard Zerbolt van Zutphen. Nog zo’n figuur. Net als Brinckerinck een volgeling van Geert Grote. Geboren in 1367 in Zutphen. Leefde ‘in de strengste ascese, in volstrekte verachting van alles wat het lichaam gezond en rein houdt, het vleesch doodend en de natuur in haat hebbende’. Dat hield het lichaam niet lang vol: hij stierf op 4 december 1398. Titels: De reformatione virium animae (Over de hervorming van de krachten der ziel) en De spiritualibus ascensionibus (Over de geestelijke opklimmingen). Literatuur?

 
-Engelbert Cultrificis of Messemakers. Waar en wanneer hij geboren werd, is onbekend, maar hij overleed in 1490 in Nijmegen. Zeker is ook dit: dat hij in 1465 werd benoemd tot lector aan het dominicanenklooster in Zutphen en dat hij de eerste twee werkjes schreef die in Nijmegen gedrukt werden (in 1479): Epistola brevis ac perutilis de symonia vitanda in receptione noviciorum et noviciarum ad religionem en Epistola declaratoria jurium et privilegiorum fratrum ordinum mendicancium contra quosdam articulos erroneos condempnatos quorundam magistrorum et curatorum ecclesiarum parrochialium . Als de eerste twee een plekje in de literatuurgeschiedenis verdienen, dan Cultrificis zeker, aangezien hij zich in zijn geschriften ‘deed kennen als een Latijns dichter’.

 

 

De laatste van de figuren die tot de prehistorie van het literaire leven in Zutphen behoren zijn van een andere aard dan het voorgaande drietal. Het gaat om het duo Jacob Kreynck en Derk Vogel, auteurs van het uit 1479 daterende Reis naar het midden van de wereld. Nee, het gaat hier niet om een fantastische avonturenroman à la Jules Verne, maar om het verslag van een bedevaart naar Jeruzalem, de plaats die men toen zag als het centrum van de wereld. Doel van de beide Zutphense pelgrims is het heilige graf van Jezus te bezoeken. Ze vertrekken op 5 april 1479 naar Venetië, van waar de reis per schip via onder meer Korfoe, Kreta, Rhodos en Cyprus verder gaat naar Jaffa, en ten slotte over land via Rama naar Jeruzalem. Ze vertellen wat ze onderweg allemaal zien en geven de lezer, mocht die lust hebben de reis zelf ook te maken, tips. Zo bevat de tekst een ‘ik ga op reis en neem mee’-lijst waarop onder meer een draagbare wc (een ton met een deksel) staat en bij het eetgerei een bijl en een houten hamer onmisbaar worden geacht. Er zijn waarschuwingen: onderweg geen aandacht trekken, want allerlei dubieuze lieden zijn uit op het geld van argeloze pelgrims! Er zijn aanbevelingen: wie last van verstopping krijgt, ‘die sal maken pillen van Spanglasepa, und  maken sie veet mit alye, so wort sie sachte’. En er zijn precieze opgaven wat alles kost, zodat de kandidaat-pelgrim weet waar hij aan toe is en zich niet laat beduvelen. De hele onderneming, uit en thuis, natje, droogje, alles inbegrepen, komt op 46 dukaten per persoon.

Tamelijk spectaculair is dat dit verhaal pas in 2005 voor het eerst in druk verscheen. Het handschrift werd bewaard in Brussel, maar bleek daar spoorloos te zijn verdwenen. Het leek daarmee voorgoed verloren, tot er een zeventiende-eeuwse kopie opdook in Berlijn. Al deze wetenswaardigheden (persoonlijke gegevens over de beide schrijvers zijn helaas niet bekend) heb ik ontleend aan de door de literatuur-historicus R.J.G.A.A. Gaspar ingeleide en becommentarieerde uitgave ‘naar het Berlijnse handschrift’. In zijn inleiding stelt Gaspar: ‘Zeker, vergeleken met de grote reisverslagen uit die periode […] is het reisverhaal van Kreynck en Vogel sober en beknopt te noemen, maar vanwege een aantal bijzondere mededelingen erin verdient hun relaas niet voor altijd zo goed als onbekend te blijven naast dat van hun grote reizigers-tijdgenoten.’

Waar!

Maar ook hier is de vraag: is het literatuur?

Prehistorie, dat is het. Het is tijd om aan de historie zelf te beginnen.

Website van Hans Heesen, gemaakt door Noël Heesen